Debat wetsvoorstel investeringsverplichting

Op woensdag 22 maart vond het plenaire debat plaats over het wetsvoorstel Investeringsverplichting. Hieronder een overzicht van enkele onderwerpen, de amendementen, moties en appreciaties uit het debat over de investeringsverplichting. Dinsdag 28 maart wordt er gestemd over het wetsvoorstel, de amendementen en de moties.

 

In deze brief, over welke typen producties onder de investeringsverplichting vallen, stuurde staatssecretaris Uslu gisteren gedurende het debat naar de Kamer. Hierin geeft zij toelichting op de keuze voor deze genres.

 

Onafhankelijke producties

Er was veel aandacht voor het percentage dat in onafhankelijke producties moet worden geïnvesteerd. PvdA en GL dienden aanvankelijk een amendement in waarin op 100% wordt gemikt, maar wijzigden dat later in 80%. Dat kon op goedkeuring, oordeel Kamer, van de staatssecretaris rekenen. VVD wilde deze verplichting juist via een amendement schrappen, maar kon niet op bijval rekenen.

 

Voor de definitie van onafhankelijke producties hanteert Uslu de definitie uit de Mediawet die ook geldt voor publieke en commerciële omroepen.

 

Verder opvallend: in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel werd nog gesteld dat de wijziging van het Mediabesluit, waarin het percentage voor onafhankelijke producties zal worden geregeld, zal worden voorgelegd in een consultatie aan marktpartijen. Uslu gaf in het debat echter aan dat ze rondom dit wetsvoorstel voldoende met alle relevante partijen heeft gesproken en dat ze het Mediabesluit zonder consultatie, en zonder voorhang, zal invoeren.

 

Genres

CDA wil de genres loslaten en alleen een uitzondering maken voor sport. VVD ziet wel aanleiding voor enige afbakening, maar probeerde de genres te verbreden naar cabaret, comedy en realityproducties. Beiden hebben amendementen ingediend om dit te regelen, die door Uslu werden ontraden omdat dit niet de genres zijn die nu onder druk staan.

 

Videoplatforms

Verschillende partijen wezen erop dat het betreurenswaardig is dat aanbieders van videoplatforms, zoals YouTube en Instagram, buiten de scope van de investeringsverplichting vallen. Ze wezen erop dat er in andere landen initiatieven zijn om hen wel te laten bijdragen aan nationale content. Een motie van PvdA en SP die oproept om te onderzoeken hoe Vlaanderen dit heeft vormgegeven kon op oordeel Kamer van Uslu rekenen.

 

Moties

  • SP, PvdA, GL: Verzoekt het kabinet in overleg met de sector ervoor zorg te dragen dat de producties die via de investeringsverplichting het licht zullen zien ook een bijdrage leveren aan het bereiken van ‘fair pay’ binnen de Nederlandse audiovisuele sector.
    • Oordeel Kamer, “Ik maak me sterk voor de positie van makers, maar het blijft een verantwoordelijkheid van werkgevers en opdrachtgevers om makers goed te besluiten.”

 

  • SP: Verzoekt de regering spoedig te onderzoeken hoe er gekomen kan worden tot een investering of een heffing gericht op audiostreaming partijen, met als doel het ondersteunen van de Nederlandse audiosector.
    • Oordeel Kamer, als het gaat om het onderzoeken van.

 

  • CDA: Verzoekt de regering om jaarlijks een overzicht naar de kamer te sturen waarin staat welke producties afgelopen jaar onder de investeringsverplichting vielen en hoe deze producties aan de criteria en genres voldoen zoals opgesteld in de wet investeringsverplichting.
    • Oordeel Kamer, het CvdM houdt jaarlijks investeringen bij, daar valt dit ook onder.

 

  • PvdA, SP: Verzoekt de regering te onderzoeken hoe de Vlaamse regering dit [videoplatforms die vallen onder de stimuleringsmaatregel] heeft vormgegeven en hoe deze regeling eventueel toepasbaar zou kunnen zijn in Nederland en de Kamer hierover te informeren.
    • Oordeel Kamer

 

Amendementen

  • CDA: Regelen dat alle producties met uitzondering van sport als Nederlands cultureel audiovisueel product kunnen kwalificeren.
    • Ontraden, met die uitbreiding is het wetsvoorstel niet meer effectief, die genres staan niet onder druk.

 

  • CDA: Vereisen dat van de twee voorwaarden steeds in ieder geval de voorwaarde a of b wordt vervuld en het uitsluiten van uit het Nederlands of Fries vertaalde scenario’s.
    • Ontraden, Ontraden, er moet ruimte blijven voor Engelstalige of anderstalige producties.

 

  • CDA: Vervangen van het criterium ‘in overwegende mate’ door een minimumpercentage van 75% [aandeel in Nederlands of Fries].
    • Oordeel Kamer

 

  • VVD: Schrappen van de verplichting dat een deel van het te investeren bedrag aan moet worden gewend ten behoeve van onafhankelijk producties.
    • Ontraden

 

  • VVD: Introduceren van de genres cabaret- en komedieproducties en realityproducties.
    • Ontraden, met die uitbreiding is het wetsvoorstel niet meer effectief, die genres staan niet onder druk.

 

  • SP: Introduceren van een heffing voor audiostreamingsdiensten.
    • Ontraden, is er geen Europese grondslag voor.

 

  • SP: Uitbreiden van de investeringsverplichting naar commerciële mediadiensten als zodanig.
    • Ontraden, hun bijdrage is al groot.

 

  • PVV: Schrappen van het criterium dat Nederlands cultureel audiovisueel product gebaseerd is op een origineel Nederlands of Fries literair werk en het cumulatief maken van de overige criteria.
    • Ontraden, er moet ruimte blijven voor Engelstalige of anderstalige producties.

 

  • GL, PvdA: Investeringsverplichting verhogen van 4,5% naar 6%.
    • Ontraden, € 40 miljoen is al een prachtig voorstel.

 

  • D66, PvdA: Verlagen van omzetdrempel naar € 2 miljoen.
    • Ontraden, met € 10 miljoen zonderen we kleine startende aanbieders uit en is in overeenstemming met EU-richtsnoeren.

 

  • GL, PvdA: 80% van het te investeren bedrag aanwenden ten behoeve van onafhankelijke producties.
    • Oordeel Kamer